Tag archieven: freelancer

Fietsen langs tegels in Valencia

Tekst: Jeannette van Ditzhuijzen Foto’s Frans de Graaff

Het Real Alcázar van Sevilla is een Unesco Werelderfgoed en een toeristische trekpleister. Als je eenmaal binnen bent, snap je ook precies waarom. Maar Sevilla heeft veel meer. Stap dus op de fiets of loop door de soms supersmalle straatjes. En geniet van de tegelrijkdom in deze stad.

1. Real Alcázar

Wie Sevilla zegt, zegt Real Alcázar: de koninklijke vesting die vanaf de tiende eeuw ontstond door diverse aan- en nieuwbouwen. Slimme reizigers hebben tevoren via de voornamelijk Spaanstalige website www.alcazarsevilla.org kaartjes besteld, dat scheelt wachten in een lange rij. En ga – vanwege de drukte – vooral vroeg.

Met een audiotour om de nek en aan het oor kun je vervolgens door de verschillende ruimtes en tuinen dolen. Pracht en praal alom: wat niet met kleurrijke tegels is bedekt, heeft fraai en kunstig stucwerk. Je dwaalt hier van het ene vertrek naar een volgende patio en je kunt niets anders doen dan de schoonheid en het vakmanschap rustig op je in laten werken.

Vergeet bij het bestellen van een kaartje niet om een extra kaartje voor het Cuarto Real Alto te reserveren: de koninklijke residentie, waar nog nooit een Spaanse koning heeft gewoond, al gebruikt hij de vertrekken wel voor ontvangsten. Je loopt er met een groep, een audiotour en een beveiliger doorheen en het is allemaal totaal anders dan beneden en juist daarom de moeite waard.

Als je denkt alles te hebben gehad, zijn daar nog de uitgestrekte tuinen met hun bedwelmende geuren van sinaasappel, blauwe regen en jasmijn. Ook hier een aaneenschakeling van stijlen uit diverse periodes. Wie weinig tijd heeft, maakt een wandeling over de oude vestingmuur vanwaar je aan twee kanten uitzicht hebt op het groen.

2. Fiets huren

Sevilla is een echte fietsstad en je kunt op verschillende plekken een fiets huren: per uur, of voor een of meer dagen. Bunny Bike fietsverhuur ligt zo’n beetje naast ons hotel dus vandaar proberen we de weg te vinden in de wirwar aan straatjes. Je krijgt een kaart mee, maar denk niet dat je er daarmee bent. Al was het maar omdat die kaart je niet vertelt dat sommige straten eenrichtingsverkeer zijn.

Maar dat is ook de lol van fietsen door de oude buurten. Gewoon wat ronddolen, omhoog kijken naar mooie gevels en al zigzaggend door de straatjes wel zien waar je uitkomt. Wij willen dolgraag het best bewaarde stuk van de oude stadsmuur zien en passeren onderweg het beroemde Metropol Parasol, grillige houten parasols die over het Plaza de la Encarnación zijn opgetrokken en waar je overheen kunt lopen.

De muur bevindt zich, inclusief torens en poorten, ten noorden van het centrum. Aan de mooiste kant ervan loopt een drukke weg, maar wel met een groen geschilderd fietspad erlangs dat we aanhouden om de Guadalquivir over te steken naar de wijk Triana. Daar, aan de voet van de oudste kerk van Sevilla, de Iglesia de Santa Ana, drinken we koffie.

Vanaf de brug zagen we dat je ook een heel stuk pal langs de rivier kunt fietsen waar een brede boulevard alleen wandelaars en fietsers toelaat. Ideaal om onze eerste fietstocht mee af te sluiten.

3. Parque de Maria Luisa

Wie graag fietst of wandelt moet beslist naar dit park gaan. Niet alleen omdat je er niet gehinderd wordt door auto’s, maar ook omdat er enkele zeer fraaie gebouwen staan, die wat ons betreft met het Real Alcázar kunnen wedijveren.

Het park was een cadeautje aan de stad Sevilla van de jongste dochter van koning Ferdinand VII, Maria Luisa Fernanda (1832-1897). Ach, je moet toch wat, als je van koninklijke bloede bent en dus geef je een stukje van de tuinen van het naastgelegen, barokke San Telmo paleis aan het volk (dit paleis is alleen op afspraak te bezichtigen).

Hoe het park er destijds uitzag, geen idee. Maar ter gelegenheid van de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 kreeg het enkele pleinen en gebouwen die niet mis zijn. Ronduit imposant is het halvemaanvormige Plaza de España dat geflankeerd wordt door een eveneens halvemaanvormig gebouw. Het stelt Spanje voor dat symbolisch zijn voormalige koloniën omarmt.

Het hele plein is een feest van azulejos, de kleurrijke tegels die de bankjes bedekken, maar ook de bruggen over de gracht waarin je kunt spelevaren. Die vier bruggen symboliseren de vier oude koninkrijken van Spanje: León, Castilla, Aragón en Navarra.

Alsof dit nog niet genoeg is: even verderop ligt het Plaza Americana met alweer enkele fantastische gebouwen, waar we lekkerbekkend langs fietsen: het koninklijk paviljoen, het Museum voor Volkskunst (onze favoriet) en het Archeologisch Museum.

En dan is er het park zelf, charmant zoals veel Spaanse parken met waterpartijen en betegelde ornamenten.

4. Casa de Pilatos

Een aanrader, schrijft onze reisgids. Dat klopt, maar helaas geeft de audiotour zo veel informatie op topsnelheid, dat we al gauw afhaken. Jammer, want het is een fraai stadspaleis vol keramieken tegels en borstbeelden van Romeinse keizers. Op de patio bloeit de bougainville dat het een lust is.

In 1420 kreeg het de naam Pilatushuis, nadat de eigenaar, de eerste markies van Tarifa, een pelgrimsreis naar Jeruzalem had gemaakt en daar het huis van Pontius Pilatus had gezien.

Casa de Pilatos

Net als in het Real Alcázar kun je tegen betaling een rondleiding krijgen in het bovenste deel, dat tot een paar jaar geleden nog bewoond was en nu af en toe door de familie wordt gebruikt. Hier wordt de informatie gelukkig een stuk rustiger en gedoseerder gebracht.

5. De kathedraal

Giralda en Alcázar

Je kunt soms ook te veel indrukken krijgen. De beroemde kathedraal van Sevilla, gebouwd op een gesloopte moskee, werd ons – ik zeg het maar eerlijk – te veel. Natuurlijk, we bewonderden het kolossale gebouw van buiten en de naastgelegen Giralda. Deze 97 meter hoge minaret was eind twaalfde eeuw het hoogste gebouw ter wereld en is nu het enige wat resteert van de moskee. ’s Avonds zien we de verlichte Giralda vanuit ons hotel, een herinnering aan Sevilla’s Moorse verleden, maar met een katholieke klokkenkamer, die in de zestiende eeuw werd toegevoegd en uitkijkt over de stad.

Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Presentatie in Bloemhof

Beste Bloemhof vrienden,
Op zaterdagmorgen 1 december van 10:00 tot 12:00 zal in de tuin van Landhuis Bloemhof het boek Tuinieren in de Tropen van Jeannette van Ditzhuijzen worden gepresenteerd. In aanwezigheid van de schrijfster zelf.
In een informele sfeer onder de bomen van Hofi Bloemhof zal de schrijfster geïnterviewd worden over het ontstaan van het boek.Hoe kwam Jeannette van Ditzhuijzen ertoe dit boek te maken? Wat ging eraan vooraf? En welke weg legde zij af om tot de uiteindelijke druk van Tuinieren in de Tropen te komen?
Het publiek zal deze ochtend ook in de gelegenheid worden gesteld vragen te stellen. En uiteraard kan het boek gekocht en gesigneerd worden.

Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Presentatie Bonaire

Het is alweer even geleden, maar op 10 november mocht ik bij Addo’s Bookstore op Bonaire mijn boek Tuinieren in de Tropen presenteren. Het werd een gezellig samenzijn met een man of dertig en een drankje na.

 

Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Interview Tuinieren in AD

Vandaag verscheen een interview met mij over Tuinieren in de Tropen in het Antilliaans Dagblad. Marjan Brouwers verzorgde het interview. Zie de pdf:

Interview met Marjan Brouwers

Elk hoofdstuk begint met een fraaie tekening. Dit is een Bougainvillea.

Tuinieren in de Tropen

Na 21 jaar ligt er een geheel vernieuwde en uitgebreide versie van Tuinieren in de Tropen in de boekhandel:

Het ziet er- al zeg ik het zelf – schitterend uit. Ik zou zeggen, kijk zelf, de uitgever heeft een inkijkexemplaar: Inkijkexemplaar Tuinieren in de Tropen

Wat er nieuw is?

  • Veel meer foto’s
  • Elk hoofdstuk begint met een fraaie tekening van een plant of struik
  • Enkele columns toegevoegd
  • Totaal 34 handige tips, verspreid over de hoofdstukken

2019: Jaar van het Ka’i òrgel

Het jaar 2019 wordt op Curaçao het jaar van het ka’i òrgel, een orgeltje dat vanaf het einde van de negentiende eeuw op het eiland werd geïmporteerd. In Europa was het een populair muziekinstrument en dat werd het ook op Curaçao. Het kleine orgel was gemakkelijk te vervoeren en was daardoor ideaal voor dansfeesten waar geen geld of ruimte was voor een heus dansorkest. Er was één bezwaar: met het orgel kwamen ook de muziekrollen mee, en daarop stond geen Antilliaanse muziek.

Begin twintigste eeuw bracht de Curaçaoënaar Horacio Sprock daar verandering in. Toen hij eind negentiende eeuw in Barquisimeto (Venezuela) woonde, leerde hij daar een Italiaanse expert in het ka’i òrgel kennen. Sprock toonde veel belangstelling voor het instrument, maar daar was de Italiaan niet van gediend. Daarom bedekte deze het orgel elke avond. Desondanks slaagde Horacio erin het geheim van het ka’i òrgel grotendeels te ontsluiten.

Eenmaal terug op Curaçao begon Horacio in 1912 met zijn broer Luis een ka’i òrgel bedrijf op Jongbloed. Zij maakten de orgels en verhuurden die voor feesten en partijen. De bekende Curaçaose musicus Rudolf Palm, shon Dòdò, zorgde voor de arrangementen van de Antilliaanse muziekstukken en componeerde ook voor het orgeltje.

Sprock was niet de enige die nieuwsgierig was naar de werking van het orgel. Serapio Pinedo (1922) was al vanaf zijn achtste geïnteresseerd in het ka’i òrgel. Hij weet nog hoe destijds het orgeltje op een garoshi (wagen) met een buriku (ezel) ervoor naar de feesten werd vervoerd.

Toen Pinedo, ook Shapu genoemd, wat ouder was, ging hij de orgeltjes zelf maken, gewoon door goed te kijken hoe ze in elkaar zaten. Hij vond het vooral belangrijk om zijn kennis hierover door te geven, dus gaf hij op zijn negentigste nog een cursus waarin de cursisten leerden de muziek op de rollen te zetten.

In de wijk Brievengat is de straat Kaya Horacio Sprock naar hem genoemd.                      Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Bron: Musika Curaçao van Jeannette van Ditzhuijzen en Sinaya Wolfert

Schimmelpenninckstraat in Tubantia

Tubantia besteedde aandacht aan mijn boek over de R.J. Schimmelpenninckstraat:

Enkele vraag leidt tot boek over Schimmelpenninckstraat in Almelo

ALMELO – Benieuwd naar de herkomst van de vele fruitbomen in haar tuin en in die van de buren, dook Jeannette van Ditzhuijzen eind vorig jaar in de geschiedenis van de Schimmelpenninckstraat, waar ze al ruim veertig jaar woont. Met als resultaat het bijna honderd pagina’s tellende boekje ‘R.J. Schimmelpenninckstraat. Geschiedenis en verhalen’.

Alphons Huiskes14-06-18,

Toen Van Ditzhuijzen in 1976 vanuit Suriname in de Almelose Rutger Jan Schimmelpenninckstraat kwam wonen, vielen de vele fruitbomen in de achtertuinen meteen op.

Gefascineerd

Dat heeft me altijd gefascineerd. Er gingen verhalen dat het bomen waren van een boerderij die hier heeft gestaan. En zo deden meer verhalen de ronde. Bijvoorbeeld dat de bewoners van de Egbert ten Catelaan niet blij waren met de bouw van de ambtenarenwoningen achter hun chique straat. Eind vorig jaar besloot ik uit te zoeken wat er waar van was”, vertelt de auteur over het begin van haar speurtocht.

Dat van de bewoners van de chique Ten Catelaan bleek niet te kloppen, dat van de boerderij wel. Tot 1928 lag daar Erve Rohof, pal naast de Almelose Aa, en eeuwenlang bezit van de heren van Almelo, later de graven Van Rechteren Limpurg.

Op papier

De feiten over haar straat die Van Ditzhuijzen boven water wist te halen, vertrouwde ze toe aan het papier. „Een paar A-viertjes met de bedoeling ze ook aan de buren te mailen.” Maar dat liep anders. Tijdens een oudejaarsborrel bleek dat de oudere (ex-)bewoners nog heel veel konden verhalen over wonen en leven in de Schimmelpenninckstraat . Van Ditzhuijzen zocht ze op, liet ze vertellen en tekende dat op. En daarmee mondde wat begon als een verzameling feiten, uit in het zeer leesbare, door oud-bewoonster Regina Geitenbeek vormgegeven ‘R.J. Schimmelpenninckstraat. Geschiedenis en verhalen’.

Mooi tijdsbeeld

Het boekje is niet alleen een schets van een Almelose straat, maar geeft in tekst en historische foto’s ook een mooi tijdsbeeld van bijna een eeuw Almelo. Verhalen over de watersnood, oorlog en bevrijding bijvoorbeeld, maar ook over het gewone dagelijks leven, zoals de straatfeesten, baden in een teil, voetballen en touwtje springen op straat en het zelf vuurwerk maken met oud en nieuw: ‘Hans Visser van nummer 4 had bij scheikunde geleerd hoe je bepaalde stoffen kon mengen om een enorme knal te produceren. Levensgevaarlijk.’

Bekende Almeloërs

Bijzonder aan de Schimmelpenninckstraat is ook het hoge gehalte aan bekende Almeloërs dat er woonde of woont. Onder wie Herman Finkers. Ook hij werkte graag mee aan het boekje over de straat waar hij met plezier woonde tijdens de beste jaren van zijn carrière als cabaretier. ‘Ik brak door na mijn verhuizing naar de Schimmelpenninckstraat en toen ik met optredens stopte in 2000, ben ik er vertrokken’, tekende Van Ditzhuijzen op. Om Finkers’ vertrek niet onopgemerkt voorbij te laten gaan, werd er snel nog een straatfeest georganiseerd. Tekenend voor de saamhorigheid die in de Schimmelpenninckstraat ook een vanzelfsprekendheid was.

Verkoop
‘R.J. Schimmelpenninckstraat. Geschiedenis en verhalen’ kost 15 euro en is te koop in de Almelose boekhandels, het Colorhouse of via boekrjs@gmail.com

Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Nieuw boek: Tafelberg and beyond

De Tafelberg. Wat weten we daar eigenlijk van? Van die afgeplatte berg die vanuit grote delen van Band’ariba te zien is. Zo dichtbij, maar toch ver weg, want we kunnen de berg niet beklimmen of bezoeken.

Ruim een jaar lang zijn fotografe Sinaya Wolfert en ik bezig geweest om dit onbekende stuk Curaçao in tekst en beeld vast te leggen, met als resultaat het (Engelstalige) boek Tafelberg and beyond. Het neemt je mee naar de oude plantages rond de Tafelberg, je beklimt als het ware de berg en ziet het schitterende panorama vanaf de top. Alsof je er zelf staat.

De foto’s en de teksten vertellen ook het verhaal van huidige en vroegere industriële activiteiten. Het verhaal van fosfaat en kalksteen, van Fuikbaai en de haven van Fuik, van de Santa Barbara plantage aan de voet van de Tafelberg en van het verlaten (fosfaat)dorp Nieuwpoort. Hoewel de straat met industriële gebouwen van weleer nu uitgestorven is, lijkt het alsof de oude machines en gereedschappen nog op de terugkeer van de arbeiders wachten.

Dit boek neemt je ook mee naar de laatste bewoners van Nieuwpoort en geeft een beeld van zijn buren: Groot Sint Joris en Fuik. Een onbekend stuk Curaçao ontwaakt.

Het boek zal niet in de boekhandel te koop zijn, dus reserveer nu je exemplaar!

Terug naar www.DitzSchrijft.nl