Bewondering en kippenvel bij het bekijken van dit filmpje: 90 geschoolde zangers en 90 musici uit diverse orkesten uit Nederland op de warme zaterdag 9 september ook nog eens in het zwart gekleed vertolkten het Dies Irae van Mozart op de mede door hen bezette A12. Gelukkig heeft de politie hun kostbare instrumenten niet natgespoten. https://vimeo.com/863131089
Nu, een week later, zijn ze er weer om het Dies Irae te zingen en te spelen. Maar kennelijk is de politie bang voor hun succesvolle optreden, dus zongen ze wel en mimeden ze de instrumenten. Een briljante vondst: https://twitter.com/i/status/1702995732456714680 Ik kan alleen maar zeggen: Hou vol!
Van romantische theekoepel tot atoomschuilkelder, van het Witte Kerkje tot de stadsvilla van de familie Salomonson. Ons Comité Open Monumentendag Almelo heeft weer een aantal leuke panden uitgezocht die op 9 september van 10.30-15.30 geopend zijn voor het publiek.
Dat niet alleen: de beheerder van begraafplaats ‘t Groenedael geeft rondleidingen en oud-Heraclied Arend Steunenberg verzorgt clinics bij de Engelse Tribune. Deze Arend Steunenberg opent de Open Monumentendag bij de Engelse Tribune van Heracles uit 1924 om 9.45 uur.
Het gaat ook dit jaar weer bijna zonder uitzondering om gebouwen die normaal gesproken gesloten zijn. Daarnaast bieden net als andere jaren het Stedelijk Museum Almelo, het Wevershuisje, Molen de Hoop en de Doopsgezinde Kerk gratis toegang.
Alle panden en activiteiten zijn te vinden op de website www.openmonumentendag.nl; zoek op Almelo. Hieronder: De stadsvilla aan de Wierdensestraat die Hendrik Salomonson in 1900 liet bouwen.
Op 27 november 1962 richtte een groep Curaçaose ambtenaren de Ambtenaren Credit Union ACU op. Dit gebeurde in het pand van Kranshi Bieu in Otrobanda.
Inmiddels bestaat de ACU zestig jaar. Ter gelegenheid daarvan schreef ik in opdracht van de ACU een korte geschiedenis van de Krediet Unie, waarbij ik ook de historie beschreef van de zeven panden waarin de ACU gehuisvest was en is.
Het eerste gebouw waarin de ACU zich in 1965 vestigde was het niet meer bestaande Graham Building (zie onder).
Tachtig jaar geleden ontsnapte de tienjarige Janina Katz aan de gaskamers van Belzec. Daarna is ze anderhalf jaar lang op de vlucht voor de Duitsers. Om niet als jodin herkend te worden, leert ze bidden als een katholiek.
“Verfluchte Juden”, klinkt het op 7 oktober 1942. Janina Katz heeft zich met haar moeder en haar zusje Blima in een bunker verstopt onder het huis van vrienden. Samen met een vijftigtal andere Joden uit het Poolse Chorostków, nu Oekraïne. Een Duitser met een pistool trapt de deur in en schreeuwt: “Alle Juden ‘raus oder ich schiesse.”
De nu negentigjarige Janina herinnert het zich als de dag van gisteren. Elke keer als ze haar verhaal vertelt, beleeft ze de verschrikkingen opnieuw. Haar vader is door de Russen naar Siberië verbannen, broer Bumek zit als dwangarbeider in een werkkamp en zijzelf, haar zusje Blima, haar moeder en bobe (Jiddisch voor grootmoeder) zijn achtergebleven in het huis met de stoffenwinkel aan de Rynek, het grote plein met stadhuis en synagoge.
“Mijn moeder hoorde dat er een Aktion was, een razzia.” Ooggetuigen vertellen dat de Duitsers die dag van deur tot deur gaan. Wie niet opendoet, krijgt een handgranaat naar binnen geworpen.
“Bobe verstopte zich thuis achter een dubbele muur, die een buurman had helpen bouwen, maar mijn moeder vertrouwde het niet. Zij nam ons mee naar de bunker van vrienden. Helaas werden we verraden. De Duitsers dreven ons naar de Rynek waar we met honderden mensen opeengepakt stonden.”
“Plotseling ging mijn moeder voor een steegje staan met een poort. Ze wilde dat ik onder die poort door kroop zodat ik kon ontsnappen. ‘Ren, Janina, ren’, zei ze. ‘Wij zijn ouder en redden ons wel, maar jij bent jong.’ Ze dacht dat ze naar een werkkamp gingen.”
Janina doet wat haar moeder vraagt. Ze kruipt onder de poort en zet het op een lopen. “Ik had geen idee waar ik heen moest, tot ik me het huis van de melammed (joodse leraar, red.) herinnerde. Daar heb ik me achter een kast verstopt. Overal hoorde ik de Duitsers schreeuwen: ‘Juden ‘raus, verfluchte Juden ‘raus’. Ik moet in slaap zijn gevallen, ik weet het niet meer, maar toen ik wakker werd, was het al licht. Er was op straat geen levende ziel te bekennen. Niets bewoog en ik wist niet wat ik moest doen. Toen ben ik maar naar huis gegaan, waar ik bobe levend en wel aantrof. De Duitsers hadden haar niet gevonden.”
Omdat de Duitsers Chorostków Jodenvrij maken, vertrekt Janina met haar astmatische grootmoeder naar Kopyczynce, nu Oekraïne. Haar oma is te oud en te ziek om voor Janina te zorgen en via de Jodenraad neemt zij contact op met Janina’s broer Bumek in het werkkamp. Daar is ze veiliger dan op straat.
Janina blijft ruim een half jaar in dat kamp, op de afdeling waar vrouwen een wasserij voor de Duitsers runnen. Ze weet niet meer wat zij er deed, maar herinnert zich wel de bezoekjes van Bumek, die overdag zware dwangarbeid verricht aan de weg van Lviv naar het Russische Rostov.
Wanneer Bumek en een vriend geruchten horen over de aanstaande liquidatie van het kamp brengen zij Janina onder bij twee katholieke dames in de buurt. Bumeks vriend weet te ontsnappen, maar zelf wordt hij samen met de andere gevangenen een paar dagen later vermoord.
“Die dames waren heel arm, maar vooral bang. Ze sloten me op in een soort kast, totdat ze me naar de zoon van een van hen stuurden, die over de grens in Oekraïne woonde. Ik ging met dat gezin mee naar de kerk, leerde bidden en sprak perfect Oekraïens. Maar toen buurtgenoten vragen gingen stellen over wie ik was, brachten ze me terug naar de twee dames. Die stuurden me door naar vrienden van mijn broer, Zevendedagsadventisten. Zij woonden in het bos, zeker een uur lopen.”
Ze kan er niet blijven, legt de vader uit. De Duitsers hebben namelijk net zo’n hekel aan Zevendedagsadventisten als aan Joden. Maar hij kent een gezin met een baby, waar ze misschien terecht kan. Het is zo’n twee uur lopen en de winter met sneeuw en al heeft vroeg ingezet. Ze weet nog precies hoe wanhopig ze zich voelde, vooral omdat onduidelijk is of ze die nacht wel een dak boven haar hoofd krijgt.
“Toen ik aankwam, moest ik eerst aantonen dat ik christelijk was. Dus ik sloeg een kruisteken en prevelde de gebeden die ik eerder had geleerd. Ik zag er gelukkig niet Joods uit en sprak vloeiend Oekraïens. Ik zorgde voor de baby, maar hoorde de ouders soms met de buren praten over de Joden die allemaal vermoord moesten worden.” Ze voelt zich van alles en iedereen verlaten en heeft niemand om mee te praten. “Ik ben vaak heel bang geweest. Het was vreselijk.”
Wanneer op 21 maart 1944 de Russen in het gebied terug zijn, is ze bijna twaalf. Ze besluit op eigen houtje terug te gaan naar de Zevendedagsadventisten. “Ik voelde me niet veilig bij dat gezin met die baby. Ik was bang dat ze zouden ontdekken dat ik Joods was en me zouden vermoorden.”
Nu de Duitsers zijn vertrokken, kan Janina bij de Zevendagsadventisten blijven. Ze maken nieuwe kleren voor haar en Janina melkt hun koeien en weidt de paarden. Wanneer ze op een dag een oude man op haar af ziet komen, weet ze niet wie het is. Het blijkt haar vader te zijn, die na vier jaar sterk vermagerd uit Siberië is teruggekeerd. “Ik herkende hem absoluut niet.”
Pas later hoort Janina dat Bumek het kamp niet heeft overleefd en dat haar moeder en zusje in Belzec zijn vergast. Samen met haar vader vertrekt ze na de oorlog naar Curaçao, waar familie woont. Ze trouwt en begint de kledingzaak ‘Casa Janina’, die nu gerund wordt door haar twee kinderen. Maar nog steeds zit ze regelmatig in de winkel, waar iedereen haar kent.
Het vernietigingskamp Belzec, ten noordwesten van Lviv, maakte deel uit van Aktion Reinhard, genoemd naar de nazileider Reinhard Heydrich. Nadat eind 1941 was besloten tot de vernietiging van alle Poolse Joden, bouwden de Duitsers drie vernietigingskampen: Belzec, Sobibor en Treblinka.
In Belzec werden tussen maart en december 1942 434.500 Joden en een onbekend aantal Polen en Roma vermoord. De moeder en zuster van Janina kwamen op 19 oktober 1942 met een van de laatste transporten in Belzec aan.
Kort daarna lieten de Duitsers Joodse dwangarbeiders de lijken opgraven en verbranden om zo bewijsmateriaal te vernietigen. In juni 1943 vermoordden zij de dwangarbeiders en werd het kamp afgebroken.
Oost-Europese Joden op Curaçao
Begin twintigste eeuw dwingt discriminatie door de overheden met armoede als gevolg veel Oost-Europese Joden hun heil te zoeken in Noord- en Zuid-Amerika. Enkelen komen op Curaçao terecht, de eerste in 1926. Zij gaan langs de deuren met textiel en met het verdiende geld stichten zij winkels. Janina’s nicht Tonia komt in 1937 op Curaçao aan. De Oost-Europese Joden hebben een eigen synagoge; een tweede synagoge is van de Portugese Joden die sinds 1654 op Curaçao wonen.
Nog maar drie weken en dan gaat ‘onze’ tweede Open Monumentendag in Almelo van start. Vorig jaar haakten NS en Keolis op het laatst af, vanwege Covid-19, maar dit jaar is het station dus open. Met diverse activiteiten en openstelling van de oude atoomschuilkelders. Er rijdt zelfs een oude TET-bus naar het Linkerbruggetje en het Banisgemaal, dat ook is opengesteld op die dag. Zie ook www.openmonumentendag.nl en zoek op Almelo. Terug naar DitzSchrijft
Op eerste pinksterdag lukte het weer: de van oorsprong Curaçaose Jean Julien Rojer en zijn dubbelpartner Marcelo Arévalo uit El Salvador winnen de mannendubbelfinale op Ronald Garros. Na Wimbledon in 2015 en de US Open in 2017 is dit de derde keer dat Rojer het mannendubbel wint. In 2015 en 2017 speelde hij met de Roemeen Horia Tecau. Hoewel hij voor Nederland uitkwam, is Curaçao apetrots op hun eilandskind.
Op 18 mei heeft een afvaardiging van freelancers die bij Trouw werken een gesprek met de hoofdredactie. Totaal 126 freelancers van Trouw hebben een brief ondertekend waarin zij onder meer hogere tarieven vragen. Goeie actie, die ik uiteraard ook heb ondertekend. Freelancers hebben eens geturfd dat zo’n 40 procent van de krant uit artikelen en redactiewerk van freelancers bestaat. Daar mag dus best wat tegenover staan. Spannend of hier iets uit komt.
Het is vandaag, 9 mei, negentig jaar geleden dat Janina Katz werd geboren in het Poolse Chorostków, ten zuidoosten van Lviv. Dit plaatsje ligt nu in Oekraïne, waar de Oekraïners dapper vechten tegen de Russen. Niemand kon bij haar geboorte in 1932 bevroeden dat Janina er tien jaar later helemaal alleen voor kwam te staan en moest rennen voor haar leven. Twee jaar lang probeerde de kleine joodse Janina uit handen van de Duitsers te blijven. Eerst zat ze in een vrouwenkamp van Belzec, vlakbij haar broer Bumek. Nadat alle mannen in het mannenkamp waren vermoord, zocht ze onderdak bij diverse families, waar ze voor het huishouden en de kinderen zorgde. Intussen moest ze uit alle macht haar joodse identiteit verborgen houden.
Janina’s leven vanaf haar geboorte tot het einde van de oorlog hebben Marjan Brouwers en ik beschreven in de roman Ren, Janina, ren! (met een Engelse vertaling: Run, Janina, Run!). Dit boek kwam in 2016 uit bij uitgeverij LMPublishers. Janina was aanwezig bij de presentatie op Curaçao, waar zij sinds de oorlog woont. Ze begon er de kledingzaak Casa Janina die nu door haar zoon en dochter wordt gerund, maar ze is nog dagelijks in de winkel te vinden. Regelmatig komen Nederlandse lezers van de roman langs om haar te ontmoeten.
Janina is een sterke vrouw die de gruwelen van de oorlog overleefde en de kans kreeg op Curaçao een nieuw leven op te bouwen. Dat deed ze Samen met haar vader, de enige van het gezin Katz die de oorlog overleefde, dankzij het feit dat de Russen hem in 1940 naar Siberië hadden verbannen.
Hij is op 23 april 1977 op Curaçao geboren en hoewel zijn vader een goede honkbalspeler was, vermoedt niemand dat Andruw Jones een van de grootste honkballers van Amerika zou worden. ‘The Curaçao Kid’ wordt hij daar wel genoemd. Als driejarige krijgt hij zijn eerste honkbalknuppel en op zijn vijftiende wordt hij gescout waarna hij op zijn zestiende een contract tekent met de Atlanta Braves. In 1995 maakte hij 25 homeruns en in 1996 is hij met negentien jaar de jongste speler in de geschiedenis van de sport met een homerun in de World Series. Een jaar later debuteert hij in de Major League. Vanaf dat moment schiet zijn carrière in de Amerikaanse honkbalwereld omhoog. Tussen 1998 en 2007 ontvangt hij tien keer de Rawlings Gold Glove Award. In februari 2016 stopt Jones als honkbalspeler. Terug naar www.DitzSchrijft.nl
Mijn schrijfcollega Marjan Brouwers – we schreven samen Ren Janina, ren! en Zicht op Kastelen – bood op 16 april jongstleden samen met kunstenares Maike van der Kooij het eerste exemplaar aan van hun boek Tussen de dijken. Dit is een boeiend verhaal over de Molukkers die in de jaren vijftig min of meer gedropt werden in een Groningse polder en vandaar hun toekomst moesten opbouwen, terwijl het heimwee naar Ambon hen dagelijks plaagde. Marjan interviewde talloze mensen van het eerste uur, maar beschrijft ook de historie van deze ongewenste verplaatsing van de warme tropen naar het winderige Groningen. Maike maakte schitterende portretten die een fraai beeld geven van deze hechte gemeenschap. Een aanrader.