Auteursarchief: jeannette

Ren, Janina, ren! – 80 jaar geleden

Tachtig jaar geleden ontsnapte de tienjarige Janina Katz aan de gaskamers van Belzec. Daarna is ze anderhalf jaar lang op de vlucht voor de Duitsers. Om niet als jodin herkend te worden, leert ze bidden als een katholiek.

“Verfluchte Juden”, klinkt het op 7 oktober 1942. Janina Katz heeft zich met haar moeder en haar zusje Blima in een bunker verstopt onder het huis van vrienden. Samen met een vijftigtal andere Joden uit het Poolse Chorostków, nu Oekraïne. Een Duitser met een pistool trapt de deur in en schreeuwt: “Alle Juden ‘raus oder ich schiesse.”

Bumek, en Blima Katz, met in het midden hun nichtje Tonia.

De nu negentigjarige Janina herinnert het zich als de dag van gisteren. Elke keer als ze haar verhaal vertelt, beleeft ze de verschrikkingen opnieuw. Haar vader is door de Russen naar Siberië verbannen, broer Bumek zit als dwangarbeider in een werkkamp en zijzelf, haar zusje Blima, haar moeder en bobe (Jiddisch voor grootmoeder) zijn achtergebleven in het huis met de stoffenwinkel aan de Rynek, het grote plein met stadhuis en synagoge.

“Mijn moeder hoorde dat er een Aktion was, een razzia.” Ooggetuigen vertellen dat de Duitsers die dag van deur tot deur gaan. Wie niet opendoet, krijgt een handgranaat naar binnen geworpen.

“Bobe verstopte zich thuis achter een dubbele muur, die een buurman had helpen bouwen, maar mijn moeder vertrouwde het niet. Zij nam ons mee naar de bunker van vrienden. Helaas werden we verraden. De Duitsers dreven ons naar de Rynek waar we met honderden mensen opeengepakt stonden.”

“Plotseling ging mijn moeder voor een steegje staan met een poort. Ze wilde dat ik onder die poort door kroop zodat ik kon ontsnappen. ‘Ren, Janina, ren’, zei ze. ‘Wij zijn ouder en redden ons wel, maar jij bent jong.’ Ze dacht dat ze naar een werkkamp gingen.”

Janina doet wat haar moeder vraagt. Ze kruipt onder de poort en zet het op een lopen. “Ik had geen idee waar ik heen moest, tot ik me het huis van de melammed (joodse leraar, red.) herinnerde. Daar heb ik me achter een kast verstopt. Overal hoorde ik de Duitsers schreeuwen: ‘Juden ‘raus, verfluchte Juden ‘raus’. Ik moet in slaap zijn gevallen, ik weet het niet meer, maar toen ik wakker werd, was het al licht. Er was op straat geen levende ziel te bekennen. Niets bewoog en ik wist niet wat ik moest doen. Toen ben ik maar naar huis gegaan, waar ik bobe levend en wel aantrof. De Duitsers hadden haar niet gevonden.”

Dwora, Janina’s grootmoeder.

Omdat de Duitsers Chorostków Jodenvrij maken, vertrekt Janina met haar astmatische grootmoeder naar Kopyczynce, nu Oekraïne. Haar oma is te oud en te ziek om voor Janina te zorgen en via de Jodenraad neemt zij contact op met Janina’s broer Bumek in het werkkamp. Daar is ze veiliger dan op straat.

Janina blijft ruim een half jaar in dat kamp, op de afdeling waar vrouwen een wasserij voor de Duitsers runnen. Ze weet niet meer wat zij er deed, maar herinnert zich wel de bezoekjes van Bumek, die overdag zware dwangarbeid verricht aan de weg van Lviv naar het Russische Rostov.

Wanneer Bumek en een vriend geruchten horen over de aanstaande liquidatie van het kamp brengen zij Janina onder bij twee katholieke dames in de buurt. Bumeks vriend weet te ontsnappen, maar zelf wordt hij samen met de andere gevangenen een paar dagen later vermoord.

“Die dames waren heel arm, maar vooral bang. Ze sloten me op in een soort kast, totdat ze me naar de zoon van een van hen stuurden, die over de grens in Oekraïne woonde. Ik ging met dat gezin mee naar de kerk, leerde bidden en sprak perfect Oekraïens. Maar toen buurtgenoten vragen gingen stellen over wie ik was, brachten ze me terug naar de twee dames. Die stuurden me door naar vrienden van mijn broer, Zevendedagsadventisten. Zij woonden in het bos, zeker een uur lopen.”

Ze kan er niet blijven, legt de vader uit. De Duitsers hebben namelijk net zo’n hekel aan Zevendedagsadventisten als aan Joden. Maar hij kent een gezin met een baby, waar ze misschien terecht kan. Het is zo’n twee uur lopen en de winter met sneeuw en al heeft vroeg ingezet. Ze weet nog precies hoe wanhopig ze zich voelde, vooral omdat onduidelijk is of ze die nacht wel een dak boven haar hoofd krijgt.

“Toen ik aankwam, moest ik eerst aantonen dat ik christelijk was. Dus ik sloeg een kruisteken en prevelde de gebeden die ik eerder had geleerd. Ik zag er gelukkig niet Joods uit en sprak vloeiend Oekraïens. Ik zorgde voor de baby, maar hoorde de ouders soms met de buren praten over de Joden die allemaal vermoord moesten worden.” Ze voelt zich van alles en iedereen verlaten en heeft niemand om mee te praten. “Ik ben vaak heel bang geweest. Het was vreselijk.”

Janina na de oorlog

Wanneer op 21 maart 1944 de Russen in het gebied terug zijn, is ze bijna twaalf. Ze besluit op eigen houtje terug te gaan naar de Zevendedagsadventisten. “Ik voelde me niet veilig bij dat gezin met die baby. Ik was bang dat ze zouden ontdekken dat ik Joods was en me zouden vermoorden.”

Nu de Duitsers zijn vertrokken, kan Janina bij de Zevendagsadventisten blijven. Ze maken nieuwe kleren voor haar en Janina melkt hun koeien en weidt de paarden. Wanneer ze op een dag een oude man op haar af ziet komen, weet ze niet wie het is. Het blijkt haar vader te zijn, die na vier jaar sterk vermagerd uit Siberië is teruggekeerd. “Ik herkende hem absoluut niet.”

Pas later hoort Janina dat Bumek het kamp niet heeft overleefd en dat haar moeder en zusje in Belzec zijn vergast. Samen met haar vader vertrekt ze na de oorlog naar Curaçao, waar familie woont. Ze trouwt en begint de kledingzaak ‘Casa Janina’, die nu gerund wordt door haar twee kinderen. Maar nog steeds zit ze regelmatig in de winkel, waar iedereen haar kent.

Janina Katz bij de presentatie van de roman over haar leven: Ren, Janina ren!, dat de auteurs van dit artikel, Marjan Brouwers en Jeannette van Ditzhuijzen, schreven.

Zie ook de website van Marjan Brouwers

Belzec:

Het vernietigingskamp Belzec, ten noordwesten van Lviv, maakte deel uit van Aktion Reinhard, genoemd naar de nazileider Reinhard Heydrich. Nadat eind 1941 was besloten tot de vernietiging van alle Poolse Joden, bouwden de Duitsers drie vernietigingskampen: Belzec, Sobibor en Treblinka.

In Belzec werden tussen maart en december 1942 434.500 Joden en een onbekend aantal Polen en Roma vermoord. De moeder en zuster van Janina kwamen op 19 oktober 1942 met een van de laatste transporten in Belzec aan.

Kort daarna lieten de Duitsers Joodse dwangarbeiders de lijken opgraven en verbranden om zo bewijsmateriaal te vernietigen. In juni 1943 vermoordden zij de dwangarbeiders en werd het kamp afgebroken.

Oost-Europese Joden op Curaçao

Begin twintigste eeuw dwingt discriminatie door de overheden met armoede als gevolg veel Oost-Europese Joden hun heil te zoeken in Noord- en Zuid-Amerika. Enkelen komen op Curaçao terecht, de eerste in 1926. Zij gaan langs de deuren met textiel en met het verdiende geld stichten zij winkels. Janina’s nicht Tonia komt in 1937 op Curaçao aan. De Oost-Europese Joden hebben een eigen synagoge; een tweede synagoge is van de Portugese Joden die sinds 1654 op Curaçao wonen.

Terug naar DitzSchrijft

Open Monumentendag Almelo

Nog maar drie weken en dan gaat ‘onze’ tweede Open Monumentendag in Almelo van start. Vorig jaar haakten NS en Keolis op het laatst af, vanwege Covid-19, maar dit jaar is het station dus open. Met diverse activiteiten en openstelling van de oude atoomschuilkelders. Er rijdt zelfs een oude TET-bus naar het Linkerbruggetje en het Banisgemaal, dat ook is opengesteld op die dag. Zie ook www.openmonumentendag.nl en zoek op Almelo. Terug naar DitzSchrijft

De voorkant van de brochure die we in Almelo verspreiden

Met Jandino Asporaat in Hòfi Mango

Begin juli wandelde ik met Jandino Asporaat door ‘zijn’ Hòfi Mango op Curaçao. Hij kocht dit terrein en zag er meteen een bijzonder natuurpark in. Vol enthousiasme wees hij me op de verschillende tuinen die er al zijn en die nog aangelegd gaan worden. Heerlijk, zo iemand die niet alleen plannen heeft, maar ze ook daadwerkelijk uitvoert. Ik schreef er een artikel over voor Trouw: Jandino Asporaat. Terug naar DitzSchrijft

Het mangobos van Hòfi Mango
Het ‘giftige’ Manzaliñabos

Einde havenstaking 1922

Op 1 april 1922 gaan de bootwerkers in staking omdat vanaf die dag het uurtarief voor laden en lossen is verlaagd van vijftig naar veertig cent. Venezolaanse arbeiders nemen het werk over tegen een hoger loon. De zaak sleept zich maandenlang voort, de stakers hebben geen werk en dus geen loon. Op 17 juli, vandaag honderd jaar geleden, barst de bom. Stakers verzamelen zich dan voor het Raadhuis en de procureur-generaal zegt toe met vertegenwoordigers van de Koninklijke West-Indische Maildienst (KWIM) te gaan praten. Maar ze horen niets. De wanhopige en – mede door drank – onrustige stakers dringen daarop onder leiding van Felix Chacuto het KWIM-kantoor binnen, gooien met stenen, vernielen het meubilair en verwonden het plaatselijke hoofd van de KWIM. Een brigadier van politie schiet te hulp, maar raakt gewond. Er wordt geschoten, waarbij twee mensen dodelijk gewond raken. Dan worden de troepen erbij gehaald en uiteindelijk vallen er drie doden en negentien gewonden. Het werk wordt daarna hervat tegen een uurloon van veertig cent dat vanaf augustus wordt verhoogd tot 45 cent. In november 1922 worden veertien stakers veroordeeld tot gevangenisstraffen. Felix Chacuto krijgt negen jaar cel. Na drie jaar en twee maanden wordt hem gratie verleend. Terug naar DitzSchrijft

Haven van Curaçao in de 21e eeuw

Jean Julien Rojer op Roland Garros

Op eerste pinksterdag lukte het weer: de van oorsprong Curaçaose Jean Julien Rojer en zijn dubbelpartner Marcelo Arévalo uit El Salvador winnen de mannendubbelfinale op Ronald Garros. Na Wimbledon in 2015 en de US Open in 2017 is dit de derde keer dat Rojer het mannendubbel wint. In 2015 en 2017 speelde hij met de Roemeen Horia Tecau. Hoewel hij voor Nederland uitkwam, is Curaçao apetrots op hun eilandskind.

Terug naar DitzSchrijft

Geboortedag van een groot musicus

Vandaag is de geboortedag van de Curaçaose musicus Jan Gerard Palm (1831-1906), de stamvader van vele bekende musici op het eiland. Palm was componist en muziekdocent maar bespeelde ook diverse instrumenten. Van 1859 tot 1881 is hij kapelmeester van de Schutterij. Daarnaast bespeelt hij twintig jaar lang het orgel in de joodse Tempel, en korte tijd in de snoa. Ook is hij organist in de Fortkerk en, tussen 1864 en 1871, bij de Vrijmetselaarsloge Igualdad. Om de jeugd te stimuleren muziek te maken richt hij in 1884 het muziekgezelschap Sint Cecilia op. Hij krijgt negen kinderen bij drie vrouwen en heeft 27 kleinkinderen. Een groot deel van hen is net als shon Gerry muzikaal. Enkele bekende namen zijn de kleinzoons Jacobo Palm (shon Coco) en John en Rudolph Palm (shon Dòdò). Rudolph is weer de vader van de componisten Albert en Edgar Palm. De pianist Robert Rojer is een achterkleinzoon van shon Gerry.

Palms nazaten Joop Halman en Robert Rojer publiceerden in 2009 bij de KITLV uitgeverij een interessant boek over het leven van Palm, ook shon Gerry genoemd. Terug naar DitzSchrijft

Presentatie Werelderfgoedboek (2)

Op vrijdag 20 mei 2020 was het zover. In het Curaçaohuis in Den Haag ontvingen de Curaçaose minister Charles Cooper en de drie gevolmachtigde ministers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten een exemplaar van het gloednieuwe boek Willemstad Werelderfgoed. Aanwezig waren vertegenwoordigers van Nederlandse werelderfgoederen en Kathleen Ferrier, voorzitter van de Nederlandse Unesco Commissie. Boris van der Ham, voorzitter van Werelderfgoed Nederland sprak de aanwezigen vanuit Australië toe via een videoboodschap.

Terug naar DitzSchrijft

Presentatie Werelderfgoedboek

Morgen, op vrijdag 20 mei, krijgt de Curaçaose minister Cooper van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning het eerste exemplaar aangeboden van het Werelderfgoedboek. Dit gebeurt in het Curaçaohuis in Den Haag.

Het boek verschijnt mede vanwege het 25-jarig bestaan van Curaçao Unesco Werelderfgoedstad. Ik schreef de hoofdstukken over de vier historische stadswijken en om die reden zal mij wel gevraagd zijn een een kort praatje te houden over de vier wijken en de bewoners daarvan. Terug naar www.DitzSchrijft.nl

Freelancers Trouw roeren zich

Op 18 mei heeft een afvaardiging van freelancers die bij Trouw werken een gesprek met de hoofdredactie. Totaal 126 freelancers van Trouw hebben een brief ondertekend waarin zij onder meer hogere tarieven vragen. Goeie actie, die ik uiteraard ook heb ondertekend. Freelancers hebben eens geturfd dat zo’n 40 procent van de krant uit artikelen en redactiewerk van freelancers bestaat. Daar mag dus best wat tegenover staan. Spannend of hier iets uit komt.

Terug naar www.DitzSchrijft.nl

1869: Curaçao krijgt Hof van Justitie

In de nacht van 30 april op 1 mei klinkt vanaf het Curaçaose Fort Nassau een kanonschot. Dit luidt de aanvang in van het Hof van Justitie en betekent het einde van de lekenrechtspraak. Diezelfde dag vindt de installatie plaats van het nieuwe ‘Hof van Justitie en het Kantongeregt’ in de Raadzaal van het Raadhuis. De Raad voor Civiele en Criminele Justitie heet voortaan de Rechtbank en mr. P.C. Prince is de eerste hofpresident. Gouverneur De Rouville spreekt de leden van het Hof toe en meldt dat rechtzoekenden zowel in het civiele als het strafrecht zich veel te lang hebben moeten behelpen met een toepassing van het recht die ‘niet meer tot onzen tyd behoorde’.

Het Stad- of Raadhuis werd in 1860 opgeleverd. Het is gebouwd in de neoklassieke stijl die in die tijd populair was op het eiland.

Dat de juristen veel te lang hebben moeten proberen een verouderde wet in overeenstemming te brengen met de ‘mildere begrippen van onze tyd’. Op deze eerste mei worden ook het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Strafrecht ingevoerd. Na afloop van de bijeenkomst klinkt vanaf het Waterfort een saluut van 21 schoten en speelt het nationale volkslied.

Terug naar www.DitzSchrijft.nl