Op 26 januari 2023 verscheen in Trouw een artikel van mijn hand (en met foto’s van Sinaya Wolfert) over de schrijnende armoede op het Curaçaose Bándabou.
Terug naar DitzSchrijft
Op 26 januari 2023 verscheen in Trouw een artikel van mijn hand (en met foto’s van Sinaya Wolfert) over de schrijnende armoede op het Curaçaose Bándabou.
Terug naar DitzSchrijft
Curaçao reageerde verheugd op de beslissing van de Nederlandse regering om de slaaf Tula eerherstel te geven, bijna 230 jaar na dato. Op 3 oktober 1795 werd deze slaaf, aanvoerder van de slavenopstand van 1795, ter dood gebracht. Daaraan gingen twee weken van harde ondervragingen en foltering vooraf.
Ter afschrikking moest dit een zeer pijnlijke dood worden. Tula werd eerst geradbraakt, vervolgens ‘in het aangezicht geblakerd’, waarna onthoofding volgde. Zijn kompaan Bastiaan Carpata werd nog erger gestraft, dat wil zeggen dat hij eerst moest toekijken hoe Tula dit doodvonnis onderging voor hem hetzelfde lot wachtte.
In totaal werden 29 slaven geëxecuteerd. De executie vond plaats bij het Rif. Daar herinnert een bronzen beeldengroep van Nel Simon aan de vrijheidsstrijders van weleer.
De opstand van 17 augustus 1795 heeft het leven gekost aan zo’n honderd slaven, drie blanken en een vrije mulat.
Terug naar DitzSchrijft
Er is veel te doen over de datum van 19 december 2022 voor het aanbieden van excuses voor de slavernij. De meeste tegenstanders pleiten voor 1 juli, de dag waarop alle slaven hun vrijheid kregen. Maar wat te denken van 24 september of 30 september? Of 26 augustus?
Op die dag in 1862 stond de wet ‘houdende opheffing der slavernij’ in de Nederlandse Staatscourant, zie afbeelding. Maar de wet dateert al van 8 augustus dat jaar, ook een mogelijke datum. Dan is er nog de officiële afkondiging op Curaçao, op 24 september, waarna de wet op 30 september in de Curaçaose Courant verscheen. Kortom, keus te over.
Terug naar DitzSchrijft
Op 4 december 2022 was het zo ver: de vanwege Covid-19 uitgestelde Open Monumentendag kon eindelijk plaatsvinden. Op dezelfde dag dat Curaçao vierde dat het 25 jaar geleden op de Unesco Werelderfgoedlijst werd geplaatst. Na de vele regens van de afgelopen weken was het een opluchting dat het die dag droog bleef. Als vanouds liepen duizenden mensen in de stegen van het Rifgebied rond om te gruwen bij door de regen ingestorte monumenten, zoals Malakof aan de Gasthuisstraat, en te genieten van geslaagde restauraties, zoals Gravenstraat 4. Het bijbehorende boekwerk, waarin alle panden staan beschreven, is van mijn hand.
Terug naar DitzSchrijft
Op 27 november 1962 richtte een groep Curaçaose ambtenaren de Ambtenaren Credit Union ACU op. Dit gebeurde in het pand van Kranshi Bieu in Otrobanda.
Inmiddels bestaat de ACU zestig jaar. Ter gelegenheid daarvan schreef ik in opdracht van de ACU een korte geschiedenis van de Krediet Unie, waarbij ik ook de historie beschreef van de zeven panden waarin de ACU gehuisvest was en is.
Het eerste gebouw waarin de ACU zich in 1965 vestigde was het niet meer bestaande Graham Building (zie onder).
Terug naar DitzSchrijft
Green Phenix, een duurzame onderneming op Curaçao, is op plek 69 binnengekomen in de Duurzame100 van Trouw. Ik interviewde afgelopen zomer de oprichter van Green Phenix, Sabine Berendse. Een bevlogen vrouw die met hart en ziel plastic recyclet tot leuke producten. Waarom? Omdat er dan minder plastic in zee terechtkomt. Ze is verliefd op zeeschildpadden die dankzij haar activiteiten minder plastic eten, waarin ze kunnen stikken, en minder kans lopen in afgedankte visnetten terecht te komen. Het interview met Sabine verscheen dinsdag 12 oktober in Trouw. Terug naar DitzSchrijft
Onderstaand artikel van mijn hand verscheen deze maand in het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond (AOb). Terug naar DitzSchrijft
Tachtig jaar geleden ontsnapte de tienjarige Janina Katz aan de gaskamers van Belzec. Daarna is ze anderhalf jaar lang op de vlucht voor de Duitsers. Om niet als jodin herkend te worden, leert ze bidden als een katholiek.
“Verfluchte Juden”, klinkt het op 7 oktober 1942. Janina Katz heeft zich met haar moeder en haar zusje Blima in een bunker verstopt onder het huis van vrienden. Samen met een vijftigtal andere Joden uit het Poolse Chorostków, nu Oekraïne. Een Duitser met een pistool trapt de deur in en schreeuwt: “Alle Juden ‘raus oder ich schiesse.”
De nu negentigjarige Janina herinnert het zich als de dag van gisteren. Elke keer als ze haar verhaal vertelt, beleeft ze de verschrikkingen opnieuw. Haar vader is door de Russen naar Siberië verbannen, broer Bumek zit als dwangarbeider in een werkkamp en zijzelf, haar zusje Blima, haar moeder en bobe (Jiddisch voor grootmoeder) zijn achtergebleven in het huis met de stoffenwinkel aan de Rynek, het grote plein met stadhuis en synagoge.
“Mijn moeder hoorde dat er een Aktion was, een razzia.” Ooggetuigen vertellen dat de Duitsers die dag van deur tot deur gaan. Wie niet opendoet, krijgt een handgranaat naar binnen geworpen.
“Bobe verstopte zich thuis achter een dubbele muur, die een buurman had helpen bouwen, maar mijn moeder vertrouwde het niet. Zij nam ons mee naar de bunker van vrienden. Helaas werden we verraden. De Duitsers dreven ons naar de Rynek waar we met honderden mensen opeengepakt stonden.”
“Plotseling ging mijn moeder voor een steegje staan met een poort. Ze wilde dat ik onder die poort door kroop zodat ik kon ontsnappen. ‘Ren, Janina, ren’, zei ze. ‘Wij zijn ouder en redden ons wel, maar jij bent jong.’ Ze dacht dat ze naar een werkkamp gingen.”
Janina doet wat haar moeder vraagt. Ze kruipt onder de poort en zet het op een lopen. “Ik had geen idee waar ik heen moest, tot ik me het huis van de melammed (joodse leraar, red.) herinnerde. Daar heb ik me achter een kast verstopt. Overal hoorde ik de Duitsers schreeuwen: ‘Juden ‘raus, verfluchte Juden ‘raus’. Ik moet in slaap zijn gevallen, ik weet het niet meer, maar toen ik wakker werd, was het al licht. Er was op straat geen levende ziel te bekennen. Niets bewoog en ik wist niet wat ik moest doen. Toen ben ik maar naar huis gegaan, waar ik bobe levend en wel aantrof. De Duitsers hadden haar niet gevonden.”
Omdat de Duitsers Chorostków Jodenvrij maken, vertrekt Janina met haar astmatische grootmoeder naar Kopyczynce, nu Oekraïne. Haar oma is te oud en te ziek om voor Janina te zorgen en via de Jodenraad neemt zij contact op met Janina’s broer Bumek in het werkkamp. Daar is ze veiliger dan op straat.
Janina blijft ruim een half jaar in dat kamp, op de afdeling waar vrouwen een wasserij voor de Duitsers runnen. Ze weet niet meer wat zij er deed, maar herinnert zich wel de bezoekjes van Bumek, die overdag zware dwangarbeid verricht aan de weg van Lviv naar het Russische Rostov.
Wanneer Bumek en een vriend geruchten horen over de aanstaande liquidatie van het kamp brengen zij Janina onder bij twee katholieke dames in de buurt. Bumeks vriend weet te ontsnappen, maar zelf wordt hij samen met de andere gevangenen een paar dagen later vermoord.
“Die dames waren heel arm, maar vooral bang. Ze sloten me op in een soort kast, totdat ze me naar de zoon van een van hen stuurden, die over de grens in Oekraïne woonde. Ik ging met dat gezin mee naar de kerk, leerde bidden en sprak perfect Oekraïens. Maar toen buurtgenoten vragen gingen stellen over wie ik was, brachten ze me terug naar de twee dames. Die stuurden me door naar vrienden van mijn broer, Zevendedagsadventisten. Zij woonden in het bos, zeker een uur lopen.”
Ze kan er niet blijven, legt de vader uit. De Duitsers hebben namelijk net zo’n hekel aan Zevendedagsadventisten als aan Joden. Maar hij kent een gezin met een baby, waar ze misschien terecht kan. Het is zo’n twee uur lopen en de winter met sneeuw en al heeft vroeg ingezet. Ze weet nog precies hoe wanhopig ze zich voelde, vooral omdat onduidelijk is of ze die nacht wel een dak boven haar hoofd krijgt.
“Toen ik aankwam, moest ik eerst aantonen dat ik christelijk was. Dus ik sloeg een kruisteken en prevelde de gebeden die ik eerder had geleerd. Ik zag er gelukkig niet Joods uit en sprak vloeiend Oekraïens. Ik zorgde voor de baby, maar hoorde de ouders soms met de buren praten over de Joden die allemaal vermoord moesten worden.” Ze voelt zich van alles en iedereen verlaten en heeft niemand om mee te praten. “Ik ben vaak heel bang geweest. Het was vreselijk.”
Wanneer op 21 maart 1944 de Russen in het gebied terug zijn, is ze bijna twaalf. Ze besluit op eigen houtje terug te gaan naar de Zevendedagsadventisten. “Ik voelde me niet veilig bij dat gezin met die baby. Ik was bang dat ze zouden ontdekken dat ik Joods was en me zouden vermoorden.”
Nu de Duitsers zijn vertrokken, kan Janina bij de Zevendagsadventisten blijven. Ze maken nieuwe kleren voor haar en Janina melkt hun koeien en weidt de paarden. Wanneer ze op een dag een oude man op haar af ziet komen, weet ze niet wie het is. Het blijkt haar vader te zijn, die na vier jaar sterk vermagerd uit Siberië is teruggekeerd. “Ik herkende hem absoluut niet.”
Pas later hoort Janina dat Bumek het kamp niet heeft overleefd en dat haar moeder en zusje in Belzec zijn vergast. Samen met haar vader vertrekt ze na de oorlog naar Curaçao, waar familie woont. Ze trouwt en begint de kledingzaak ‘Casa Janina’, die nu gerund wordt door haar twee kinderen. Maar nog steeds zit ze regelmatig in de winkel, waar iedereen haar kent.
Zie ook de website van Marjan Brouwers
Belzec:
Het vernietigingskamp Belzec, ten noordwesten van Lviv, maakte deel uit van Aktion Reinhard, genoemd naar de nazileider Reinhard Heydrich. Nadat eind 1941 was besloten tot de vernietiging van alle Poolse Joden, bouwden de Duitsers drie vernietigingskampen: Belzec, Sobibor en Treblinka.
In Belzec werden tussen maart en december 1942 434.500 Joden en een onbekend aantal Polen en Roma vermoord. De moeder en zuster van Janina kwamen op 19 oktober 1942 met een van de laatste transporten in Belzec aan.
Kort daarna lieten de Duitsers Joodse dwangarbeiders de lijken opgraven en verbranden om zo bewijsmateriaal te vernietigen. In juni 1943 vermoordden zij de dwangarbeiders en werd het kamp afgebroken.
Oost-Europese Joden op Curaçao
Begin twintigste eeuw dwingt discriminatie door de overheden met armoede als gevolg veel Oost-Europese Joden hun heil te zoeken in Noord- en Zuid-Amerika. Enkelen komen op Curaçao terecht, de eerste in 1926. Zij gaan langs de deuren met textiel en met het verdiende geld stichten zij winkels. Janina’s nicht Tonia komt in 1937 op Curaçao aan. De Oost-Europese Joden hebben een eigen synagoge; een tweede synagoge is van de Portugese Joden die sinds 1654 op Curaçao wonen.
Terug naar DitzSchrijft
Begin juli wandelde ik met Jandino Asporaat door ‘zijn’ Hòfi Mango op Curaçao. Hij kocht dit terrein en zag er meteen een bijzonder natuurpark in. Vol enthousiasme wees hij me op de verschillende tuinen die er al zijn en die nog aangelegd gaan worden. Heerlijk, zo iemand die niet alleen plannen heeft, maar ze ook daadwerkelijk uitvoert. Ik schreef er een artikel over voor Trouw: Jandino Asporaat. Terug naar DitzSchrijft
Op 1 april 1922 gaan de bootwerkers in staking omdat vanaf die dag het uurtarief voor laden en lossen is verlaagd van vijftig naar veertig cent. Venezolaanse arbeiders nemen het werk over tegen een hoger loon. De zaak sleept zich maandenlang voort, de stakers hebben geen werk en dus geen loon. Op 17 juli, vandaag honderd jaar geleden, barst de bom. Stakers verzamelen zich dan voor het Raadhuis en de procureur-generaal zegt toe met vertegenwoordigers van de Koninklijke West-Indische Maildienst (KWIM) te gaan praten. Maar ze horen niets. De wanhopige en – mede door drank – onrustige stakers dringen daarop onder leiding van Felix Chacuto het KWIM-kantoor binnen, gooien met stenen, vernielen het meubilair en verwonden het plaatselijke hoofd van de KWIM. Een brigadier van politie schiet te hulp, maar raakt gewond. Er wordt geschoten, waarbij twee mensen dodelijk gewond raken. Dan worden de troepen erbij gehaald en uiteindelijk vallen er drie doden en negentien gewonden. Het werk wordt daarna hervat tegen een uurloon van veertig cent dat vanaf augustus wordt verhoogd tot 45 cent. In november 1922 worden veertien stakers veroordeeld tot gevangenisstraffen. Felix Chacuto krijgt negen jaar cel. Na drie jaar en twee maanden wordt hem gratie verleend. Terug naar DitzSchrijft